Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Alzo zat Salomo [29]op den troon des HEEREN, als koning in zijns vaders Davids plaats, en hij was voorspoedig; en gans Israel hoorde naar hem. 29. Dat is, den troon, welken hem de Heere gegeven had, en waarop hij als een stadhouder de plaats des Heeren bewaarde.